Interculturele Dialoog

Jammer
opiniestuk in De Standaard van 9/12/2004

door Annemie Neyts in haar hoedanigheid van Covoorzitter van de Commissie voor de Interculturele Dialoog.

Gisterenmiddag heeft de Commissie voor de Interculturele Dialoog haar eerste rapport gepresenteerd aan de verenigingen die werden gehoord, en werd het vervolgens plechtig overhandigd aan minister Christian Dupont, en gepresenteerd aan de pers. Het Nederlandstalige rapport telt 68 pagina’s; het Franstalige 70.

Het mag een heus mirakel heten dat CD&V senator Wouter Beke binnen het paar uren in staat was om een definitief en vernietigend oordeel te vellen over het werk van de commissie. Zo stelt hij dat het rapport geen analyse maakt van het integratiebeleid van de voorbije vijftien jaar. Nochtans bevat het rapport elf pagina’s waarin het integratiebeleid van de federale staat, van de Gemeenschappen en de gemeenschapscommissies wordt beschreven, en werd tijdens de presentatie duidelijk gesteld dat het eindrapport aanbevelingen zal maken voor de toekomst, met vanzelfsprekend inachtneming van de bevoegdheidverdeling in ons land.

Het volledige rapport is eerdaags te vinden op http://www.intercultureledialoog.be/.

Hij vervolgt met het verwijt dat het rapport ” geen woord (bevat) over de reële maatschappelijke problemen waarmee onze interculturele leefwereld kampt: de werkgelegenheid- en onderwijsgraad van allochtone jongeren.”

Hoofdstuk 5 van het rapport besteedt 21 pagina’s aan ” het sociaaleducatieve veld en interculturele aspecten”, waarvan 10 pagina’s aan het onderwijs. Daarin valt onder meer het volgende te lezen: ” leerlingen worden omwille van hun afkomst of van hun culturele of godsdienstige overtuiging gediscrimineerd of krijgen te maken met racisme. Autochtone leerlingen en hun ouders voelen zich soms onwennig of zijn bang, vooral wanneer het aantal leerlingen van buitenlandse origine erg hoog ligt. Diezelfde leerlingen worden vaak met sociale en culturele problemen geconfronteerd, wat het fenomeen van gettoscholen alleen doet toenemen.”

Veel ernstiger is de aantijging van senator Beke dat “het rapport het integratiedebat verengt tot de hoofddoekenkwestie” en dat op “lichtzinnige en eenzijdige manier met deze kwestie wordt omgesprongen”. Even verder heeft hij het over radicale en ondoordachte uitspraken die de samenleving afbreken”. Voorwaar een ernstige, zwaar wegende beschuldiging. Ze berust nergens op.

De commissie is zich zeer bewust geweest van het risico dat haar rapport zou verengd worden tot de hoofddoekenkwestie. Tegelijk waren we van oordeel dat het ondoenbaar was de kwestie geheel buiten beschouwing te laten. We hebben ze dus behandeld, zo zorgvuldig als mogelijk. Onze visie, die overigens niet eenduidig is, wordt uiteengezet van pagina 42 tot en met pagina 49, bovenaan. Zeven pagina’s en een half op een totaal van 68. Hoe kan iemand op die basis beweren dat we het integratiedebat verengen tot de hoofddoekenkwestie? Of denkt de heer Beke werkelijk dat alle andere bladzijden blanco zijn?

De heer Beke volhardt in de onnauwkeurigheid ( ik blijf beleefd), wanneer hij stelt ” het rapport verwerpt over het algemeen elke vorm van religieuze uiting in de publieke ruimte”. Nochtans lees ik op pagina 42 dat in België een onderscheid moet worden gemaakt tussen het concept van de neutraliteit en dat van de scheiding van Kerk en Staat. Even verder lees ik dat die scheiding uit de Belgische Grondwet voortvloeit, maar geen dogmatisch karakter heeft.

Het rapport zou ook een verkeerde burgerschapsbenadering hanteren door het debat te beperken tot stemrecht en nationaliteit. In de inleidende beschouwing van het desbetreffende hoofdstuk wordt er uitdrukkelijk op gewezen dat de band tussen staatsburgerschap en nationaliteit losser is geworden. Ook stellen we dat “burgerrechten niet samenvallen met de rechten van de mens, maar ( dat er) zonder mensenrechten geen echte burgerrechten kunnen zijn.” Even verder definiëren we het staatsburgerschap als ” een actieve oefening die vereist dat de wetten worden nageleefd, maar ook dat men op de hoogte blijft van het burgerleven, dat men hieraan deelneemt, ook op kritische wijze, en vooral binnen de verbondenheid van groepen, en dat de zin voor het algemene belang voorrang krijgt op de individuele belangen.”

De overige beweringen van de heer Beke zijn alle van hetzelfde kaliber.

De enige conclusie die ik kan trekken, is dat hij het rapport tot op heden niet heeft gelezen. Aldus doet hij onrecht aan het werk van de commissie. Dat is geen ramp, we zijn immers olifanten. Erger is dat hij aldus de kans heeft gemist om het belangrijkste maatschappelijke debat van het moment op een eerlijke en serene manier te voeren. Jammer.

Annemie Neyts
Minister van Staat
Covoorzitter van de Commissie voor de Interculturele Dialoog.