De bibliotheek van Annemie Neyts

Standaard der Letteren, 15 feb 2001, Raf Weverbergh (uittreksel)

(…) ,,Ik heb een tijd geleden mijn boeken gerangschikt. Ik ben begonnen met de kunstalbums en boeken over kunstgeschiedenis, daarna komen er een paar planken feministische literatuur – de klassiekers van de feministische theorieën uit de jaren zeventig. Dan heb ik wat poëzie, maar niet veel, want ik ben niet zo’n liefhebber van poëzie. Vervolgens twee rekken, alfabetisch gerangschikte, Angelsaksische literatuur, te beginnen bij Austen, Jane en dat eindigt bij Woolf, Virginia zeker? De afdeling Franse werken gaat van de vroege Franse teksten, die ik tijdens mijn studies Romaanse moest bestuderen, over Villon tot de hedendaagse literatuur. En ten slotte nog een hele rij werken over politieke wetenschappen, en wat sociologie.” (…)

 

,,Als ik zeg dat ik de literatuur volg tot vandaag, wil dat niet noodzakelijk zeggen dat ik alles systematisch volg, maar ik probeer wel de boekenbijlagen te lezen in diverse kranten en tijdschriften. Zo heb ik ooit dankzij een recensie The Remains of the Day ontdekt van Kazuo Ishiguro. En Helen Fielding, daar ben ik nu een grote fan van. Haar tweede, The Edge of Reason , heb ik kapot gelezen. Als ik echt niet meer weet wat lezen en ik zoek gewoon wat verpozing, lees ik een paar van haar dagboekaantekeningen. Nineteen cigarettes today. VG, Very Good ,” citeert ze, en ze lacht hartelijk. ,,Ik ben een veelvraat, ik lees bijna alles. Behalve sciencefiction. Omdat dat me absoluut niets zegt. Dat heeft te maken met een diepe aversie voor alles wat utopisch is, zelfs voor Thomas More en Jonathan Swifts Gulliver’s Travels . Het zijn allemaal veel te rationele constructies, gesloten, totalitaire systemen. Fascistoïde, eigenlijk. Ik heb ontdekt dat dat de reden is waarom dat genre me tegenstaat.”

,,Ik ben eens gevraagd om een uiteenzetting te geven over wat literatuur is. Ik heb mij toen voor het antwoord gebaseerd op enerzijds de biografie van André Leysen en anderzijds op L’Ecriture ou la vie van die Spanjaard, voormalige minister van cultuur, een socialist – de naam ontglipt mij.” ,,Jorge Semprun,” suggereert Cooreman. ,,Inderdaad, Jorge Semprun. Bon, ik heb hen genomen omdat het gegeven van beider boeken heel gelijkaardig is: de ervaringen van een jongeman in de Tweede Wereldoorlog. Leysen had een Duitse moeder en zijn familie sympathiseerde met de bezetter, Semprun is de zoon van een minister van de Spaanse republiek, is gevlucht voor Franco, in het Franse verzet gegaan en daarna in een kamp terechtgekomen. Dat hun ervaringen min of meer tegenovergesteld zijn, doet er niet toe: het gaat om hoe ze ermee omspringen. En dan blijkt dat het boek van Leysen alleen interessant is omdat je weet over wie het gaat. Hetzelfde boek van Jan met de pet zou volslagen onleesbaar zijn. Hij slaagt er niet in om van die belevenissen iets te maken dat waardevol is op zich. Sempruns boek zou, zelfs als het anoniem was, nog altijd meeslepend zijn, omdat hij met dat materiaal veel meer gedaan heeft: hij probeert te begrijpen. Leysen blijft hangen in de anekdotiek. Semprun voegt, door literaire arbeid, iets toe aan de menselijke ervaring.”

,,Het criterium voor een goed boek? Ik ging zeggen een goed verhaal, maar dat is niet juist. Het spel met woorden is ook belangrijk, maar misschien is het belangrijkste dat het je horizon verruimt. Er zijn bibliotheken vol geschreven over de relatie tussen literatuur en werkelijkheid, maar volgens mij schépt literatuur werkelijkheid. Stephen Dedalus en Madame Bovary behoren tot je kennissenkring. Je kan erover praten, je over Emma Bovary afvragen: waarom doet ze dat nu? Personages bestaan echt, zij het op papier en voor de rest in onze geest en in onze harten. Maar ze geven ons meer inzicht over hoe we zelf in elkaar zitten, hoe anderen in elkaar zitten. Er zijn zo van die personages om verliefd op te worden: Fabrice du Donjon uit La Chartreuse de Parme van Stendhal, die de slag van Waterloo mist omdat hij verloren is gelopen. De Fransen zeggen nog altijd: il était comme Fabrice á Waterloo over mensen die met hun neus op een grote gebeurtenis zitten en ze nog missen. Het is echt een fantastisch boek, maar ik durf het niet goed herlezen omdat ik bang ben dat het zal tegenvallen.”

,,Ik hou van verhalen waar het niet zozeer de externe feiten zijn die het verhaal vooruit helpen, maar de gevoelens en inzichten van de mensen. Die boeken verruimen je horizon door je deelachtig te maken aan dingen die je zelf nooit zou kunnen meemaken. Of niet zou durven doen. Ik heb een tijdlang gedacht dat ik me had vergist door Romaanse te studeren, dat ik rechten had moeten doen. Pas een hele tijd later heb ik beseft dat ik me niet vergist had. Ik denk dat ik een behoorlijk stuk mensenkennis heb, en literatuur heeft daar enorm toe bijgedragen.”